Een letselschadeslachtoffer kan de aansprakelijke partij aanspreken tot vergoeding van zijn materiële schade. Daarnaast heeft een letselschadeslachtoffer recht op vergoeding van zijn immateriële schade in de vorm van smartengeld. De hoogte van het smartengeld is afhankelijk van onder meer de ernst van het letsel, de leeftijd van het slachtoffer en de duur van het herstel. De smartengeldbedragen die in Nederland in de rechtspraak aan letselschadeslachtoffers worden toegekend variëren van € 50,- tot € 350.000,-.
Sinds 1 januari 2019 hebben ook bepaalde familieleden, naasten en nabestaanden van een letselschadeslachtoffer onder bepaalde omstandigheden recht op een vergoeding in de vorm van smartengeld. Dat wordt affectieschade genoemd. Het is een erkenning van het verdriet dat familieleden, naasten en nabestaanden hebben als gevolg het letsel of overlijden van hun dierbare. Het moet gaan om ernstig en blijvend letsel of overlijden. Het smartengeld heeft een symbolisch karakter en biedt geen volledige compensatie voor het verdriet. De hoogte van het smartengeld voor familieleden, naasten en nabestaanden is wettelijk vastgelegd en varieert van € 12.500,- tot € 20.000,-.
In de wet is bepaald dat de volgende familieleden, naasten en nabestaanden van een letselschadeslachtoffer affectieschade kunnen vorderen: 1) echtgenoten, geregistreerde partners en levensgezellen, 2) ouders, 3) kinderen, 4) personen die in gezinsverband duurzaam voor het slachtoffer zorgden of juist door het slachtoffer werden verzorgd 5) andere personen die in een nauwe persoonlijke relatie tot het slachtoffer staan.
De laatste categorie (nauwe persoonlijke relatie) is bedoeld voor uitzonderlijke omstandigheden. Uit de rechtspraak blijkt dat broers en zussen in beginsel geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade als geen sprake is van een nauwe persoonlijke relatie die de normale familieverhouding overstijgt.
In een recente zaak bij de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2022:2780) vorderde een broer en zus van een overleden slachtoffer affectieschade. Zij voerden onder meer aan dat zij een jarenlange en intensieve relatie hadden met het slachtoffer. In hun jeugd trokken zij veel samen op en hielpen haar op latere leeftijd met het rondbrengen van een krantenwijk, woonden gedurende langere tijd in hetzelfde dorp, hielpen haar met verhuizen en klussen, steunden haar na een beëindigde relatie en gingen toen veel met haar op stap, organiseerden haar bruiloft, hadden vaak contact via de telefoon, bezochten elkaar (ook met hun beider gezinnen) regelmatig en deelden veel lief en leed met elkaar. Na het plotseling overlijden van hun moeder werd de band tussen hen nog intenser dan daarvoor. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet zo uitzonderlijk zijn dat sprake is van een nauwe persoonlijke relatie die de normale familieverhouding overstijgt. De door broer en zus gevorderde affectieschade werd afgewezen.
Wanneer kan dan wél sprake zijn van een nauwe persoonlijke relatie tussen broers en zussen die de normale familieverhouding overstijgt? De wetgever heeft bij wijze van voorbeeld de situatie genoemd waarin broers en zussen samenwonen en voor elkaar zorgen.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u vrijblijvend contact opnemen met mr. Frank Arts van RAAF advocaten. Frank is lid van de Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA).
T (+31) 24 - 6793747
E arts@raafadvocaten.nl